Kinderombudsvrouw: Toolkit - beste besluit voor het kind
'Je betrekt een kind niet alleen vanwege zijn recht om gehoord te worden bij een besluit, maar ook om ...
Toezicht houden is een vak. Een toezichthouder speelt een specifieke rol bij de organisatie van passend onderwijs. Deels is deze rol helder vastgelegd in de Code Goed Bestuur (van de PO- en VO-raad), deels is deze ook een kwestie van eigen invulling. Over de rol die Raden van Toezicht kunnen spelen bij de beweging naar inclusiever onderwijs organiseerde Samenwerkingsverband PPO-NK op 4 april jl. een dialoogsessie met als titel ‘Werken aan onze includerende pedagogische opdracht door het nemen van meervoudig perspectief’. Wij vroegen enkele toezichthouders en bestuurders wat zij van de avond hebben meegekregen, en welke adviezen zij hebben voor toezichthouders in het land. Ook spraken wij Dolf van Veen, initiatiefnemer van het platform Naar Inclusiever Onderwijs, die de inleiding verzorgde van de avond.
Marianne Volp is voorzitter van de Raad van Toezicht van PPO-NK, al vanaf het moment, een paar jaar geleden, dat de organisatie besloot het toezicht te organiseren in een apart orgaan. Daarvoor waren bestuur en toezicht verenigd in één orgaan, met de uitvoerende bestuurlijke taken gemandateerd aan een directeur. De meeste samenwerkingsverbanden hebben inmiddels de beweging gemaakt naar een helderder functiescheiding: een directeur-bestuurder met een Raad van Toezicht. De schoolbestuurders vormen bij PPO-NK nu de Deelnemersraad. “PPO-NK heeft gekozen voor de meest zuivere vorm van toezicht waarbij de toezichthouders volledig onafhankelijk zijn”, vertelt Marianne. “Dat past het beste bij een netwerkorganisatie zoals wij die voor ogen hebben, waarin iedereen een specifieke rol vervult terwijl je weet dat je allemaal hetzelfde doel dient.”
Een van de grote maatschappelijke opdrachten die het (passend) onderwijs zichzelf de komende jaren gesteld heeft, is een beweging naar meer inclusie. Als het goed is, onderschrijven ook de toezichthouders die opdracht, en hebben zij een rol bij de invulling ervan.
“Bij PPO-NK hebben we gekozen voor werken vanuit een meervoudig perspectief”, zegt Marianne Volp. “Dat betekent dat we meerdere perspectieven betrekken bij het maken van keuzes over hoe wij inclusiever passend onderwijs in willen vullen. Een van die perspectieven is die van de Raad van Toezicht. Het is onze taak erop toe te zien dat het gesprek over inclusie ook daadwerkelijk wordt gevoerd. Wij zien natuurlijk zelf weinig kinderen, maar we spreken wel regelmatig de professionals die met ze werken. Wij nemen graag een kijkje in de keukens van de besturen, en zijn daar dan te gast: wij kijken en luisteren, en proberen de juiste vragen te stellen, zodat wij een beeld krijgen of wat er gebeurt ook volgens plan wordt uitgevoerd, of iedereen doet wat we hebben afgesproken.”
Formeel heeft de Raad van Toezicht drie taken: zij is werkgever van de bestuurder; zij is diens onafhankelijk klankbord; en zij ziet toe op de bedoeling van de organisatie. “Zelf stel ik er prijs op een zo veilig mogelijk omgeving te bieden voor de bestuurder. Het gaat er niet alleen om dat de bestuurder verantwoording aflegt aan ons, maar ook dat we in openheid en eerlijkheid de zorgen en opgaves kunnen bespreken.”
Ook zoeken naar een goede ‘balance of power’ vindt Marianne een voorwaarde voor goed toezicht. “De wetgever heeft het zo bedacht dat alle geledingen van een organisatie mee kunnen denken met het beleid. Bij het samenwerkingsverband werken we bijvoorbeeld met een Ondersteuningsplanraad, die formeel een lid van de Raad van Toezicht mag voordragen. en een Medezeggenschapsraad voor de mensen die in dienst zijn. Zo bouw je als organisatie de garantie in dat je alle stemmen hoort voordat je beslissingen neemt.”
“Ik vind de rol van een toezichthouder een mooie en dankbare taak, die je het beste in bescheidenheid en dienstbaarheid kunt invullen. Vanuit onze eigen ervaring geven wij terug aan de bestuurder wat wij zien, wij bepalen niet de agenda. Maar wij vormen wel onderdeel van dezelfde organisatie, met hetzelfde doel, met dezelfde trots dat we bereiken waarvoor we staan.”
Voor bestuurders is de Raad van Toezicht vooral een klankbord. Inclusie is een groot en belangrijk onderwerp waarbij het belangrijk is dat iedereen binnen de organisatie er hetzelfde beeld bij heeft. “Voor mij als bestuurder is het van grote waarde als ik daarover met de Raad van Toezicht van gedachten kan wisselen, om helder te krijgen wat ons te doen staat”, zegt Fatima El Faraji, bestuurder van Stichting Islamitische Scholen El Amal, met vijf scholen in Amsterdam, Alkmaar, Haarlem en Harderwijk.
Volgens Monique Mul, bestuurder van Allente, een bestuur met zes IKC’s en zeven basisscholen in Dijk en Waard en Alkmaar, heeft een Raad van Toezicht vooral een rol in de ontwikkel- en brainstormfase bij het formuleren van beleid over een groot maatschappelijk onderwerp als inclusie. “Het gesprek erover voer je samen, ook met de toezichthouders. Daarna neemt ieder weer zijn eigen rol. Voor een Raad van Toezicht is die rol: toezicht houden of het beleid wordt uitgevoerd zoals afgesproken. En ze stelt vragen: zitten we nog op koers, welke beslissingen hebben jullie precies genomen, wat gaan jullie hier nu verder mee doen?”
“We willen niet op elkaars stoel gaan zitten”, vult Wytze Niesen aan, bestuurder van Ronduit Onderwijs, een bestuur met 26 vestigingen voor openbaar basisonderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs in en rond Alkmaar. “Bij het nadenken over hoe we inclusie precies in gaan vullen binnen onze organisatie speelt de Raad van Toezicht een rol als een van de gesprekspartners. Maar haar eigenlijke taak, toezicht houden, kan ze nog niet uitvoeren op dit onderwerp, omdat we nog zoekende zijn naar wat we precies onder inclusie verstaan. We hebben daar allemaal een eigen beeld bij. Dat proberen we nu eerst een beetje bij elkaar te krijgen, waarbij we ook de politiek nodig hebben om richting te geven aan de inhoudelijke discussie.”
De PO-Raad heeft inmiddels een poging gedaan een definitie van inclusie te formuleren waar schoolbesturen op verder kunnen bouwen. Monique zat in de commissie die zich hierover gebogen heeft: “De kern is dat alle kinderen welkom zijn. Hoe iedereen dat verder invult, is aan de besturen en de scholen zelf. Maar dit is wat ons betreft het fundament.” Op 8 juni deelde de PO-Raad met haar achterban de voorgestelde definitie van inclusie. Kijk op www.poraad.nl voor het laatste nieuws.
Besturen hebben natuurlijk niet afgewacht tot er een definitie was van de PO-Raad. Zo zijn de El Amalscholen al langer in gesprek over inclusie. Daarbij valt op dat er heel verschillend over het onderwerp wordt gedacht. “Het is een complex onderwerp met veel implicaties voor de keuzes die je maakt. De ene school zegt vol overtuiging: wij worden een inclusieve school; terwijl een andere school er wat voorzichtiger instaat.”
Wat kan een Raad van Toezicht precies betekenen in het voeren van deze gesprekken? De drie bestuurders zijn het erover eens dat het vooral belangrijk is dat het gesprek over inclusie op alle niveaus wordt gevoerd, inclusief de Raad van Toezicht. Het is niet aan de toezichthouders om het onderwerp te agenderen - dat is aan de bestuurders - maar het is wel belangrijk dat zij erbij betrokken zijn. “We werken zo met de gehele organisatie vanuit een gezamenlijke bedoeling: wat is goed voor kinderen? Over die vraag zijn we voortdurend op alle niveaus met elkaar in gesprek.”
Dolf van Veen, hoofd van het Nederlands Centrum Onderwijs en Jeugdzorg en initiatiefnemer van het platform Naar Inclusiever Onderwijs, is vooral blij dát het gesprek over inclusie inmiddels op zoveel niveaus binnen alle onderwijsorganisaties wordt gevoerd. Hij weet als geen ander hoe ingewikkeld het onderwerp is, omdat we in feite werken aan een complete systeemverandering.
Gedurende tientallen jaren heeft het Nederlandse onderwijssysteem zich ontwikkeld in gespecialiseerde onderwijsvormen. Er is daardoor veel expertise verzameld voor kinderen met specifiek ontwikkelingsbehoeften. Ons land was daarin tamelijk uniek en gold tot in de jaren negentig als gidsland op dit terrein. De landen om ons heen hebben echter eerder ingezien dat het beter is de gespecialiseerde expertise binnen de reguliere scholen te halen. Zij hebben eerder de ‘inclusive turn’ gemaakt, zoals dat wordt genoemd. Nederland is nu ook bezig deze draai te maken, en dat kost tijd.
Dolf van Veen: “Het gaat daarbij om een gezamenlijke mindset om te komen tot wat ik ‘herbergzame scholen’ noem. Dat zijn scholen waar alle kinderen aan hun trekken komen. De expertise van het gespecialiseerde onderwijs verspreiden we niet meer over verschillende locaties, maar brengen we samen op één plek: de school als bouw- en werkplaats. Om dit te lasten slagen hebben we op alle niveaus binnen organisaties mensen nodig die zich hiervoor inzetten. Ik zag daar op de avond bij PPO-NK prachtige gesprekken over ontstaan, met veel energie vanuit toezichthouders en bestuurders, en ook een grote betrokkenheid vanuit het gespecialiseerde onderwijs. De wil is er, dat is een belangrijke randvoorwaarde.”
Hoewel hij zou willen dat het allemaal wat sneller ging, pleit Dolf van Veen toch vooral voor rust en zorgvuldigheid. “Inclusiever onderwijs is een transformatie met veel inhoudelijke en praktische consequenties. Dat moet je zorgvuldig met elkaar voorbereiden, stap voor stap. Er zijn gelukkig al prachtige voorbeelden van inclusieve scholen, op steeds meer plekken in het land, waar andere scholen zich aan kunnen spiegelen. We zijn bezig met de scholen van morgen, met een herijking van ons pedagogisch gedachtegoed. We maken een nieuw verhaal vanuit een gemeenschappelijke opdracht. Ik nodig iedereen uit om overal te gaan kijken, uit je eigen bubbel te stappen en in gesprek te gaan met elkaar.”
Toezichthouders vervullen een waardevolle rol in de overgang naar inclusiever onderwijs. Zij vertegenwoordigen volgens Dolf van Veen het perspectief van de samenleving. “Scholen hebben een maatschappelijke opdracht. Toezichthouders kijken met de blik vanuit de samenleving of scholen deze opdracht naar behoren uitvoeren, vanuit een langetermijnperspectief. Zij controleren of de financiële middelen goed zijn besteed, en stellen vooral vragen vanuit een meer algemene pedagogische blik: wat zijn de plannen, wordt hierover het goede gesprek gevoerd? Het is belangrijk dat zij onderdeel zijn van de reis die de organisatie maakt. Zij mogen dan als toezichthouder uiteindelijk aansprakelijk zijn, ik vind het belangrijker dat ze aansprekelijk zijn, dat ze aanwezig zijn, en deelnemen aan het gesprek.”
(Richard Stuivenberg, in opdracht van PPO-NK, juni 2023)