“Dyscalculie verdient meer herkenning én erkenning”

  • mei 2023
  • PPO-NK - community beheer
  • 202
PPO-NK - community beheer
Nieuwsberichten
  • Eva Schmidt-Cnossen
  • secretariaat PPO-NK

“Dyscalculie verdient meer herkenning én erkenning”

“Het zou enorm waardevol zijn als dyscalculie net zo’n bekend fenomeen wordt als dyslexie is”, begint moeder Anja haar indringende verhaal. “Op die manier kunnen leerkrachten, intern begeleiders en ouders eerder samen signaleren dat er iets speelt bij kinderen die moeite hebben met rekenen. En ervoor zorgen dat zij de ondersteuning krijgen die ze verdienen. Want dat is waar het om gaat: ieder kind verdient een fijne tijd op school.

Bij het Oudersteunpunt van samenwerkingsverband Passend Primair Onderwijs Noord-Kennemerland vond moeder Anja een luisterend oor en de ruimte om haar verhaal te vertellen. Dat verhaal deelt zij hier opnieuw.

Rekenen gaat niet vanzelf

Toen Anja’s zoon Jim in groep drie moeite bleek te hebben met rekenen, zochten zijn ouders en leerkracht daar nog niet veel achter. Later, in groep 4 en 5, bleek dat Jim steeds weer tegen hetzelfde aanliep: hij slaagde er niet om de getallen van nul tot twintig te automatiseren.

“Bij ons hebben de getallen een vaste plek in ons hoofd”, legt Anja uit. “Wij kennen de volgorde van de cijfers 0 tot en met 20 en zijn in staat om daar razendsnel eenvoudige sommen mee uit te rekenen. Jim heeft die getallenlijn niet. Hij kan die cijfers niet visualiseren, automatiseren en dat zal hem ook nooit lukken op de manier zoals jij en ik dat doen. Dat is wat dyscalculie is. Zoals mensen met dyslexie de letters zien dansen op papier, zo nemen mensen met dyscalculie getallen heel anders waar. Als je dyscalculie hebt, vertrouw je nooit op jezelf als het om rekenen gaat. En twijfel je dus ook of je hoofd de goede uitkomst kan bedenken op een som als 8 + 3.”

Blij op school, verdrietig thuis

“We hebben er een heftige tijd op zitten”, gaat Anja verder. “Inmiddels zit Jim in groep 6. De afgelopen jaren hebben we onze blije knul steeds vaker met hangende schouders uit school zien komen. In groep 3 constateerden de leerkrachten wel dat hij moeite had met rekenen. Kan gebeuren, dachten we nog. Hij gedroeg zich verder vrolijk in de les en had vriendjes op school. Thuis moest hij vaak bijkomen en vertelde hij soms dat hij school niet leuk vond.

In groep 4 trokken we voor het eerst aan de bel omdat Jim steeds vaker aangaf dat hij niet naar school wilde. Hij kwam huilend naar buiten gelopen en lag vaak verdrietig in bed omdat hij de volgende dag weer moest rekenen. In diezelfde periode gingen de scholen dicht vanwege corona. Dat is achteraf heel verhelderend geweest: Jim knapte ervan op. Hij vond het wel best, dat thuisonderwijs. Zijn vriendjes miste hij, maar het feit dat hij niet het gevoel had dat hij faalde tijdens rekenen, woog zwaarder. Als ouders zagen we de oude Jim weer. Overigens viel het mij toen ook op (ik gaf thuisonderwijs tijdens de lockdowns) dat er iets niet in de haak was tijdens rekenen. Het leek niet te landen. De ene dag lukte het, en de volgende dag voelde het alsof we van vooraf aan moesten beginnen.”

Op onderzoek

“Elke dag weer probeerden zijn juffen en meester hem die getallen van 0 tot 20 bij te brengen. Elke dag werd het zwaarder voor Jim. De dagelijkse rekenstress zorgde ervoor dat hij ook de leuke dingen niet meer wilde: feestdagen, schoolreisjes, uitdelen als hij jarig was. Ik begon te googelen en stuitte vaker op de ‘diagnose’ dyscalculie. Op school gaven ze aan dat het lastig is om hiernaar te laten kijken en dat Jim nog jong was. Dat was natuurlijk ook zo. Zijn leerkracht(en) en intern begeleider zaten op het faalangstspoor en vermoedden dat hij daardoor soms ander gedrag liet zien tijdens rekenen. In een multidisciplinair overleg hebben we gekeken naar hoe wij hem konden ondersteunen, maar niets hielp.

Ondertussen begon ik me verder in te lezen, las onderzoeken en voerde gesprekken met deskundigen. Het was of alles op zijn plek viel: dit ging over Jim. De deskundigen gaven allemaal aan dat dyscalculie lastig te herkennen is voor leerkrachten en interne begeleiders, omdat dyscalculie nog niet zo bekend is. Tegelijkertijd blijkt uit schattingen dat 1 op de 30 mensen een vorm van dyscalculie heeft – de ene ‘ernstiger’ dan de ander.

Toen Jim op een dag echt de klas niet meer in te krijgen was en in huilen uitbarstte op het schoolplein, brak ik zelf ook. Ik wist niet meer hoe ik hem gerust moest stellen; ik kon niet meer zeggen dat het wel goed zou komen, want ik geloofde het zelf ook niet meer. Elke dag het verdriet, spanning en frustratie te zien en te voelen bij je kind terwijl je hem niet kunt helpen, doet veel met je als ouder. Dat was het moment waarop ik dacht: ik ga zelf een onderzoek regelen. En inderdaad: Jim blijkt dyscalculie te hebben. Hij stond te juichen toen hij de uitslag kreeg. Nu kan hij aan klasgenoten uitleggen waarom hij nog steeds zulke ‘makkelijke sommen’ maakt en stopten ze met vervelende opmerkingen maken. Hij is niet dom, maar hij heeft gewoon dyscalculie. Dat verklaart ook waarom hij op alle andere vakken wel ‘gemiddeld’ scoort.”

Anders rekenen

“Inmiddels krijgt hij hulp van een remedial teacher die gespecialiseerd is in dyscalculie en hem leert rekenen met hulpmiddelen en andere, verschillende methodes (bijvoorbeeld rekenen onder elkaar in plaats van met de getallenlijn). We zien zijn zelfvertrouwen terugkeren, hij slaapt beter en we hebben weer een blij kind. Het belangrijkste is dat hij niet meer huilt, pijn in zijn buik heeft of letterlijk misselijk wordt omdat hij moet rekenen. School vindt hij nog steeds niet superleuk, maar misschien komt dat wel weer.

Zijn faalangst is ook voor het grootste gedeelte verdwenen. Volgens experts had hij vooral last van rekenangst, wat vaak verward wordt met faalangst bij kinderen met dyscalculie. Als je elke dag iets moet doen wat je simpelweg niet ‘kunt’, omdat je op een andere manier rekent dan het gemiddelde kind, dan ontwikkel je daar vanzelf een aversie tegen of een angst voor. Terwijl we nu met de juiste aanpassingen en een andere manier van benaderen geweldige resultaten boeken.

En heel eerlijk: mij interesseert het niet of Jim wel of geen rekenwonder is, als-ie maar lekker in zijn vel zit. Daarom pleit ik ook voor meer kennis over en meer erkenning én herkenning van dyscalculie. Als 1 op de 30 kinderen het heeft, in meer of mindere mate, dan kan met eerder signaleren een hoop leed worden bespaard. Bij een tijdige signalering hoeven deze kinderen niet jarenlang te blijven oefenen op het automatiseren en optellen op de getallenlijn. Ook hoeven ze dan geen enorme achterstand te krijgen op de rekenstof, een rekentrauma of rekenangst te ontwikkelen en kunnen ze gewoon blij naar school blijven gaan.”

Hoe kan je dyscalculie herkennen?

“Wat mij heeft geholpen is een workshop of webinar volgen”, vertelt Anja. “Het boek Zorgplan dyscalculie en rekenproblemen van Marisca Milikowski en Marije Oostendorp is een aanrader, ook voor professionals in het onderwijs. Als je bepaalde symptomen in groep 4 bij een leerling herkent, dan kun je kleine testjes doen om erachter te komen of er mogelijk sprake is van dyscalculie. Daarna kun je het rekenwerk aanpassen en zo de leerling beter begeleiden.”

Dyscalculie heeft geen eenduidige symptomen, hieronder staan er een paar genoemd:

  • Merk je dat een kind de getallen niet goed op een rijtje kan krijgen?
  • Merk je dat een kind langere tijd de getallen omdraait of verkeerd plaatst?
  • Merk je dat ‘tijd’ een abstract begrip is (heeft een kind het aan het einde van de middag nog over de ochtend)? Of heeft een kind moeite met klok kijken?
  • Merk je dat je kind de ene dag wel een som snapt, en een dag later dezelfde som niet meer?
  • Merk je dat een kind rekenen probeert te vermijden?
  • Merk je dat een kind gefrustreerd raakt tijdens sommen maken?
  • Merk je dat een kind alsmaar zijn vingers nodig heeft bij het optellen en aftrekken?

In verband met de privacy zijn de namen van de betrokkenen gefingeerd.